BEETSTERZWAAG - De miljoenen van Oene

 'Gekke Oene, gekke Oene !’ jouwden de plaatselijke jeugd Oene uit.
De man die voor haan speelde in het kippenhok.
De man die met twee begeleiders over straat moest, omdat hij zo mensenschuw was en angst had voor honden.
De man die met regen of storm voor de ramen binnenshuis zat met een zuidwester op zijn hoofd en regenjas aan.

Gekke Oene…De man die honderd jaar zijn familie in de war bracht door zijn opgestelde testament.
Bij leven werd er over deze man gesproken, maar eenmaal gestorven raakten mensen niet over hem uitgepraat!
Was Oene echt gek of was het allemaal een toneelspel?
Eén ding is zeker; zijn verhaal maakten de tongen los.

1.HET GRAF

Het kerkje in Beetsterzwaag is omringt door een stil klein kerkhof. Gegevens kan men verzamelen door de verschillende grafstenen die daar aanwezig zijn. Het graf van de jonge Indonesische Basoeki, maar ook het zeer bijzondere familiegraf van Harinxma thoe Slooten, maken dit begraafplaatsje interessant. Iedereen die daar ligt, heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen verleden.
Waaronder Oeno van Teyens. Ten rustte gelegd op het kerkhof naast zijn moeder, broer en zus.
De dood heeft hem verrast, die kwam als een dief in de nacht. 4 jaar na het overlijden van zijn zus; Etta, kwam er een eind aan deze vreemde, veel besproken man.

Zijn overlijden was de geboorte van de langstdurende erfeniskwestie, die zeker een eeuw heeft geduurd. Allerlei verhalen gingen te ronde en één van die verhalen is dat zowel Etta als Oeno niet meer in het familiegraf van de ‘van Teyens’ zouden liggen. De lichamen zouden zijn opgegraven en zijn verdwenen.

Het familiegraf van de 'van Teyens' te beetsterzwaag

2.OENE VAN TEYENS

Als we al die verhalen moeten geloven, dan zat er behoorlijk steekje los bij Oeno van Teyens. Oene was de jongste zoon van Benedictus en Froukje. Hij had nog een oudere broer Sacco en een zus Etta Arnolda. Oeno was de meest opvallende van de drie.
Veel roddels gingen er over deze man in het rond en hij werd in Beetsterzwaag ‘gekke’ Oene genoemd.
Of hij nou echt gek was, dat is niet duidelijk. Wat wel duidelijk was, was dat deze buitengewone man veel geld bezat. 
Voor dat geld heeft hij nooit hoeven werken. Het was te danken aan zijn vorige generaties en door vererving tot stand gekomen.  

Oene kwam uit een niet Adellijke familie van Verveners en landeigenaren. Door de jaren heen hadden ze veel geld bij elkaar geharkt en goed bewaard.
Zijn vader, Benedictus, was uitvinder van de draineerbuis en daarmee verdiende hij ook veel geld.
Oenes vader die een verstokte vrijgezel was, maakte zich op een zekere dag zorgen, want er waren geen erfgenamen. Naar wie moest het geld als hij stierf? Hij dacht daarover na en kwam met een ‘briljant’ plan.

3. HET TESTAMENT

In het grote herenhuis in het midden van de dorpsstraat in Beetsterzwaag leefde Benedictus van Teyens samen met zijn zus een stil en rustig leven met zeer grote rijkdommen.
Benedictus was vrij van geest en uitte zijn fantasie ideëen vaak met zijn zus en dat kon leiden naar gekibbel. Ze vond zijn ideeën vaak nergens naartoe leiden en die mening uitte ze dan ook naar hem.
De keuzes die hij maakte, daar was ze het ook altijd niet mee eens. 

Op een zekere dag maakte hij het wel heel erg bont.
Plotseling werd zijn zus voorgesteld aan Froukje, de dienstmeid.
‘Maar haar ken ik al?’ zei zijn zus verward.
Benedictus knikte en vertelde dat Froukje mocht zitten aan tafel en dat schoot bij zijn zus in het verkeerde keelgat. Waar zat die man met zijn verstand? Wist hij wel wat hij aan tafel uitnodigde?
Froukje was beneden hun stand, zij was hun dienstmeid! Zij mocht niet aan tafel zitten.
Benedictus liet zich niet van de wijs brengen en Froukje mocht blijven zitten. Hij wist precies waar hij mee bezig was. Hij dreef zijn zus tot het uiterste.
‘Wat als ik met haar wil trouwen? Heb je dan ook bezwaar?’
Een stilte viel. Zijn zus wist niet wat ze daarop moest zeggen. Vanuit het niets werd dit even besloten door Benedictus, zonder overleg met haar, zijn zus.
Zijn zus was in alle staten na het horen van dit nieuws. Hoe heeft hij dit kunnen verzinnen? Die dienstmeid was niet iemand van hun rang, verre van dat. 

In die tijd was Benedictus 60 jaar en hij had, net als zijn zus, geen nageslacht. Hij maakte zich dan ook erge over zijn toekomst, zijn dood. Er was niemand die de van Teyens vermogen kon erven.
Een huwelijk en het krijgen van kinderen bood een uitweg.
Zijn zus was het er niet mee eens en wilde dat Benedictus het hele idee uit zijn hoofd zette, maar wat ze ook zei…het hielp niets.
Het huwelijk vond plaats en Benedictus kreeg wat hij wilde; erfgenamen.

Elf maanden na het huwelijk schonk Froukje het leven aan een dochtertje; Etta Arnolda. Een jaar later werd zoon Sacco geboren. Kort daarna diende de jongste telg van de ‘van Teyens’ zich aan; Oeno.   

Op zijn achtenzestigste verjaardag lag Benedictus ziek thuis. Hij was bang dat zijn tijd was gekomen. 
Hij liet een notaris komen en een zevental getuigen voor een bijzondere wilsbeschikking, een zogenaamd fideï-commissair testament.
Hierin bepaalde hij dat zijn bezit in de familie moest blijven en niet mocht worden vervreemd. De drie kinderen kregen het vruchtgebruik van alle bezittingen.
Bij meerderjarigheid kregen ze de beschikking over het gehele vermogen op voorwaarde dat zij goed zouden zorgen voor hun moeder.
Omdat het erfrecht van de man op de vrouw nog niet bestond zou er voor de vrouw van Benedictus geen aandeel zijn in de erfenis. Wel schonk hij haar twee paarden, twaalf koeien en jong vee.
Ook zou Froukje elk jaar 800 gulden krijgen, zolang zij ongetrouwd zou blijven. Hertrouwde ze wel, dan kreeg ze voortaan de helft van dat bedrag.
Zelfs het personeel werd in dit testament niet vergeten, want ook zij kregen iets.

Alles stond keurig zwart op wit, maar de erflater, Benedictus, kon het niet ondertekenen. Hij was er gewoon te ziek voor. Het duurde niet lang en hij sloot zijn ogen voorgoed.
Benedictus stierf nog voor zijn oudste tien jaar zou worden.

Froukje bleef alleen achter met haar jonge kroost en daarom nam ze haar nichtje in dienst; Hesseltje Kaspers. De aanverwanten van Hesseltje komen later nog eens voor, maar dan om heel andere redenen.
De jonge weduwe bleef in de grote Fockens-state in Beetserzwaag wonen, waar ze goede zorgen kreeg van het personeel. Haar jonge kinderen groeiden op tot volwassenen en de zorg voor hun moeder deden ze met liefde. De kinderen volgden hun studie en schijnbaar hadden ze alle drie een aardje naar hun vaartje. Terwijl hun vader op zijn zestigste nog wilde trouwen, dachten de kinderen daar helemaal niet aan. Alle drie bleven ze ongehuwd en kinderloos.
Zij hebben voor hun moeder gezorgd en waren over de vijftig toen hun moeder op vijfentachtig jarige leeftijd overleed. 

4. EEN NIEUW TESTAMENT

Plotselin kwam Sacco, de oudere broer van Oeno te overlijden. Hij beroofde zichzelf van het leven. Zijn dood zette Etta aan het denken, want Sacco had geen testament. Ondanks dat hij geen had, kwam alles in handen van Etta en Oeno.
Ieder kreeg zijn portie na het overlijden van Sacco. Samen richtte de overgebleven broer en zus een stichting op; De van Teyens fundatie. Deze stichting was bedoeld voor ondersteuning van ongehuwde of weduwe dames. Ook was daar huisvesting voor zes vrouwen.

Na dat te hebben opgericht, maakte Etta een afspraak bij notaris Arnold Andreae. Zij vond dat alles goed geregeld moest worden, mocht één van hen komen te overlijden. Samen met haar broer ging ze naar Arnold Andreae. Er moest een nieuw testament worden opgemaakt, zodat er geen gekkigheden konden gebeuren. Ze herriepen alle vroegere testamentaire beschikkingen en maakten een nieuw testament.

Daarin werd beschreven dat na het overlijden van de één, de ander in het genot zou worden gesteld van het vruchtgebruik. Zo bleef het vermogen in de familie en was het leeuwendeel voor de langstlevende.

5. NIEUWE BUREN

In diezelfde tijd kwamen er nieuwe buurtbewoners in Beetsterzwaag. In het huis naast dat van de van Teyens kwam het dokterspaar Tonckens te wonen. Joachimus Lunsingh Tonckens en zijn vrouw Helena Aletta Koumans waren niet geheel een onbekenden bij de van Teyens. De moeder van de doktersvrouw was bevriend geweest met Etta.

Naast dat de van Teyens Tonckens nam als hun huisarts ontstond er ook een hechte vriendschapsband. Tonckens noemde Oeno vaak zijn dierbare vriend.
Maar als Oeno daar over de vloer kwam, mocht hij niet verder komen dan de keuken, waar de dienstmeiden aan het werk waren. Tonckens zijn vrouw; Helena, zou Oeno maar een vies mannetje hebben gevonden. Ze had het niet op hem. Ze zag hem liever gaan dan komen.

Etta was een welkome gast en daar werden de koetjes en kalfjes mee besproken. Ook waren de dochters van het dokterspaar dol op Etta. Zij waren dan ook altijd blij als Etta op bezoek kwam. 
Maar daar werd spoedig een eind aan gemaakt. 
 
Alles verliep die avond rustig. Het was al laat en iedereen lag te slapen. Het was bekend bij het dokterspaar dat Etta een zeer slechte dag had. Ze was ziek. 
De dienstbode Ans had die avond dienst en omdat Etta toch ziek in bed lag, vond zij de tijd om met haar vrijer het prieeltje in de tuin te delen. De romantische gedachten die Ans had werden bruut verstoord door plotseling gegil. Een ijzingwekkende gil klonk uit het huis. Ans schrok hevig toen ze de stem van haar mevrouw herkende. ‘Moordernaar, moordernaar!’ gilde Etta. ‘Jij hebt mij vermoordt!’

Geschrokken haastte Ans zich het huis binnen en rende onmiddellijk de trap op. Boven voor de slaapkamerdeur van Etta stond Joachim Tonckens met een vinger op de lippen.
‘Zachtjes, zachtjes,’ fluisterde hij. ‘Ze is net in slaap gevallen. Ze is heel erg ziek.’
Onder de indruk van de dokter knikte Ans onderdanig en ging voorzichtig naar beneden. Ongemakkelijk was het wel, want mevrouw haar noodkreet klonk erg serieus? Misschien was ze aan het ijlen? Ans wist het niet, maar ze wilde Etta ook niet wakker maken. Ze liet het erbij. 

De volgende morgen werd Etta dood in bed aangetroffen.
De laatste erfgenaam; Oeno, wist nog niet van het nieuws.
Hij zat waarschijnlijk nog in het kippenhok te spelen voor haan, want dat deed hij vaker sinds de dood van moeder. 
Bij het horen van dat nieuws, leek het Oeno niets te doen. Hij bleef zitten waar hij zat en kakelde met de kippen mee. 

Etta haar testament werd kort daarna geopend bij notaris Arnold Andreae en wat bleek?
Haar deel had ze nagelaten aan de van Teyens fundatie, die zij had opgericht. De familie van Boelens kregen vijftal boerderijen en de kerkelijke instellingen had ze ook royaal bedacht. Ook haar personeelsleden werden niet vergeten.
Het volgende in haar testament riepen vraagtekens bij de mensen op...
Etta had Joachim Lunsingh Tonckens en zij vrouw tot erfgenamen benoemd!
Toen de buurtbewoners hoorden dat de dokter erfgenaam was, ging het vuurtje heel snel. Mensen werden achterdochtig en waren ervan overtuigd dat Etta niet zomaar was gestorven. 
Zij zou een handje zijn geholpen en door niemand minder dan de dokter zelf! Het was voor iedereen duidelijk! De dokter zou haar hebben vergiftigd door haar een bordje pap te geven.

In de nacht dat Etta overleed zou Dokter Tonckens kistjes hebben versleept naar zijn woning en daarin zouden waardevolle spullen zitten. Dit werd gezien door een dienstmeid van de Tonckens en zij zou hierdoor woorden hebben gekregen met de vrouw van Joachim. Het liep zo hoog op dat de dienstmeid moest vertrekken, dit deed ze dan vrijwillig. Waarschijnlijk kreeg ze wat toegestopt om haar mond te houden over het voorval van wat ze had gezien.

6. VREEMD GEDRAG

Alleen bleef Oeno achter met al zijn miljoenen. Geld maakte hem geen gelukkig man. Met het overlijden van zijn moeder was Oene in gedrag veranderd, maar na de dood van zijn zus zou hij zich nog vreemder hebben gedragen.

Het kwam niet meer voor dat men hem alleen op straat tegen kwam. Bij hem waren er altijd oppassers aanwezig, omdat hij niet meer vertrouwd was om alleen over straat te gaan. Stevig moesten ze hem vasthouden, want hij probeerde zich los te trekken. De angst van honden was nog groter dan daarvoor. Schichtig bewoog hij zich voort door de straten van Beetsterzwaag. Al waren er op dat moment geen honden, Oeno dacht daar anders over. Hij droeg dan ook regelmatig een knuppel met zich mee, zodat hij daarmee een hond te lijf kon gaan. Zelfs in een kamer, waar geen hond aanwezig was, kon hij tekeer gaan. Het was alsof hij elk moment een beet verwachtte. 

Niet alleen om de honden waren de begeleiders bij hem, maar ook omdat hij mensenschuw zou zijn. 
Meisjes en vrouwen zouden bang voor hem zijn. Als hij alleen was, zou hij strooien met munten.
De roddels over Oeno waren keihard.

‘Hij doet zelfs zijn broek niet naar beneden als hij naar de wc gaat!’ fluisterden de mensen op straat. Het gerucht ging dat Oene niet eens zelfstandig naar de wc zou kunnen. Als een zuigeling zou hij het in zijn eigen broek doen. ’s Winters, zomers, het maakte niet uit, hij droeg meerdere lagen kleding. Zou dat zo zijn omdat hij ineens niet meer zindelijk was?
In bed droeg hij het allerliefst zeven slaapmutsen.
Graag speelde Oeno voor haan in het kippenhok en joeg daarmee de échte haan de stuipen op het lijf. Als hij zich daar eenmaal had verstopt, dan kreeg men hem daar niet zomaar uit.
Het is een kleine greep uit de verhalen/roddels over Oene.
Als Oeno per toeval buitenshuis kwam jouwden de plaatselijke jeugd hem na: ‘Gekke Oeno! Gekke Oeno!’ Grote lol om deze vreemde man. Gewillig slachtoffer voor de jeugd met plagerijen.

Maar hoe wil men verklaren dat diezelfde ‘gek’ tot president-kerkvoogd van Beetsterzwaag werd benoemd? En dat een pommerant als Mr. Binnert Philip baron Van Harinxma thoe Slooten en later Commissaris des Konings in de provincie Friesland, diezelfde gekke Oeno aanduidde als een man met gezond verstand?
Ook zou Oeno een voorliefde hebben met lezen. Hij zat er graag met zijn neus in en verslond het ene boek na de andere. Hoe wil men dan verklaren dat deze man van het padje af was?
Was zijn vreemde gedrag misschien één groot toneelstuk? Het zal altijd een vraag blijven.

7. DE DOOD VERRAST

Na de dood van zijn zus stond Oene er alleen voor. Maar met zijn goede buur en tevens de dorpsarts, was hij niet alleen. De dokter hield wel een oogje in het zeil. Dhr. Tonckens ging veel bij zijn buurman Oene op bezoek.
‘De dokter heeft gekke Oene volledig in zijn macht!’ werd er gefluisterd in het dorp.
Maar er werd nog meer gefluisterd. Als Oene zo vervelend was, zou Dhr. Tonckens Oene in een dwangbuis stoppen. Maar niemand wist hier het fijne van. Het waren slechts roddels.
Als iemand aan de deur van Oene kwam, kregen ze Oene niet te zien of te spreken.
Eén van de personeelsleden of zijn oppassers zouden de deur open doen. Maar niemand lukte het om binnen te komen.

Slechts eenmaal per jaar kon men Oene goed bekijken en dat was het moment dat hij zijn pacht ging halen van zijn uitgebreide landerijen. Versterkt met zijn begeleiders, want alleen mocht hij de straat niet op. Guldens en rijkdaalders, daar moest het pacht uit bestaan. Oene was gek op het geluid van klinkende munten. Op de terugweg, als de buit binnen was, droegen de oppassers met moeite de zakken met zich mee.

In 1866 zou de dood Oene hebben verrast en daarmee werd het langstlopende testamentkwestie geboren. Het duurde niet lang of de eerste verhalen werden verteld door Beetsterzwaag.
Oene zou niet zomaar zijn gestorven, hij zou zijn vermoord. En dat vermoeden werd alleen maar versterkt toen het testament van Oene werd geopend.
Notaris Arnold Andreae opende deze en wat bleek? De familie van Oene, achterneven en nichten, kregen helemaal niets!

De oppassers van Oene en verdere personeelsleden kregen een sommetje geld en dat was volgens de dorpelingen zwijggeld. ‘Zij weten van meer, zij mogen er niets over loslaten hoe de vork in zijn steel zit!’ fluisterde men erover.

Het leeuwendeel ging naar Dhr. Tonckens en zijn vrouw. In één klap was de dokter een rijk man.
Hier zat een luchtje aan volgens de familieleden, maar niet alleen volgens hen, maar ook volgens de dorpelingen!

8. VERMOORD OM HET GROTE GELD

Hoe kan een gezonde man ineens zijn laatste adem uitblazen? Dat bestond niet!
De geruchten gingen dat Oene een bordje pap toegediend kreeg, dat vergiftigd was. Vermoedelijk zou daar Arsenicum in hebben gezeten en kostte dat Oenes leven.
Men was ervan overtuigd dat dit één groot complot was tussen de dokter en de notaris.
Want de dochter van de dokter en de zoon van de notaris trouwden kort na het overlijden van Oene met elkaar.
De verhalen werden sterker, heftiger en men was ervan overtuigd; de dokter heeft Oene vermoord voor het geld.

Er was geknoeid met het testament, daar was Oene’s familie van overtuigd. Zij wilden via rechtszaken hun gelijk halen, maar slaagden er niet in. Er is nog één testament in het spel en dat is het testament wat klopte, maar deze is gesloten gebleven. Wat de familie ook probeerde, de vorige opgemaakte testament zou gesloten blijven. Men moest doen met het laatste testament, waarin stond beschreven dat Dhr. Tonckens het leeuwendeel kreeg.

De familie wilde het vervolgens spelen op de geestelijke toestand van Oene. Want hoe kon iemand, vier jaar voor zijn dood, die toen al geestesziek was, zelfstandig een testament opmaken? Dat bestond niet en was onacceptabel.
De rechtbank achtte niet bewezen, ondanks de verhalen die over Oene rond gingen.
'Oene sleet zijn laatste jaar in het hondenhok!’ vertelde de keukenmeid van Tonckens. ‘Hij at uit een hondenbak en wafte; woef, woef, woef! Tegen voorbijgangers!’ 
‘Hij betaalde de visvrouw een gouden tientje! En wilde geen wisselgeld hebben!’
riep een ander.
Alle verhalen over Oene’s gekkigheden kwamen op tafel te liggen en er bleef niets van de man over.
Maar wat men ook vertelde, het waren slechts verhalen. Nergens stond vast dat Oene geestesziek was.

Alle klagers, die in de loop van de jaren naar de rechter stapten, kregen nul op het request.
Ook het oprichten van een ‘van Teyens Belangenvereniging’, waar zo’n twee honderd vermeende erfgenamen lid van werden, bracht geen dubbeltje op het kleed.

9. EEN VERBORGEN SCHAT

In 1868 had de dokter een huis in Beetsterzwaag laten bouwen. Iedereen kon wel raden met welk geld dat was bekostigd. Het huis heeft hij even bewoond, want in 1973 legde hij zijn functie als burgermeester neer. Tonckens verhuisde naar 's-Gravenhage. 
Het huis kreeg later de naam: ‘Huize Bordena’. In de jaren 50 eigendom van stichting ‘Pro Senetectute’. Er woonden daar toen der tijd een tiental bejaarden, van wie niemand luisterde naar de naam Oene. Toch was Oene daar een vaak genoemde naam. Volgens de verhalen lag er een verborgen schat in het huis. Kisten vol muntstukken waren verstopt in het pand.

Als er plotseling een deur openwaaide, keek men elkaar verschrikt aan en legden hun vinger op hun lippen: ‘Ssst, stil doen. Oene is er.’
Volgens de verhalen zou de geest van Oene rondspoken in het huis, hij beschermde zijn schat.

Na het overlijden van Dhr. Tonckens, zou zijn vrouw Huize Bordena geschonken hebben aan de kerkvoogdij. Dat bracht praatjes met zich mee, zoals het vaker gebeurde omtrent Oene. Maar overal waren er wel praatjes over. Zo ook toen er een proces gevoerd zou worden door een zwager van een broer van Oenes vader. Alles was klaar voor het proces, maar het is nooit doorgegaan! Iedereen wist dat die zwager niet veel bezat, maar nadien had hij ineens een vermogen van zestigduizend euro.
In 1880 klopte er een helderziende bij de kerkvoogden aan de deur.
‘In dat huis van jullie, waar nu de dominee woont, daar ligt een schat! Weten jullie dat?’ De helderziende was een volslagen onbekende in Beetsterzwaag, niemand kende hem. De kerkvoogden schrokken ervan. De helderziende was ervan overtuigd en wilde die schat zelfs opsporen. ‘Maar ik zal voor ongeveer duizend gulden schade aan het gebouw veroorzaken.’
De oren van de kerkvoogden klapperden en vertelden dit aan de dominee, die er niets van wilde weten. In het dorp werd er opnieuw gefluisterd. 'De dominee zoekt zeker zelf nu naar de schat?'

Dat zou geen wonder geweest zijn, want velen hebben er naar gezocht. In de jaren dat het huis leegstond hebben veel mensen met doodsangsten het huis doorzocht en aan de wanden geklopt.
Men was ervan overtuigd als ze de schat zouden vinden, het hele mysterie omtrent het testament zou zijn opgelost. Want bij die schat moesten er papieren aanwezig zijn.

In 1950 werd ‘huize Bordena’ een bejaardentehuis en viel het onder stichting ‘Pro Senetectute’.
Toen kreeg het huis de naam: ‘Bordena’. De directrice van ‘Huize Bordena’ had de buik vol over de verhalen van het huis. ‘Kletskoek!’ riep ze. ‘Het huis is vijf jaar geleden voor zestigduizend gulden vertimmerd en men heeft niets gevonden.’
Het huis heeft een grondige renovatie gehad, want daar was het wel aan toe. En men heeft geen schat gevonden tijdens die renovatie. ‘De geest van Oene ontmoeten wij elke nacht om twaalf uur. Een gezellige man,’ zei ze gekscherend.
 

10. VERDWENEN UIT HET GRAF

In de jaren 60 stond voor de zoveelste maal de erfeniskwestie actueel. Dit gebeurde toen een hoogbejaarde beurtschipper uit Almelo nog eens doeltreffend de publiciteit bespeelde. De beurtschipper was Jan Pruim, zoon van de al eerder genoemde Hesseltje Kaspers, Huishoudhulp van Oene’s moeder. Wat hij allemaal zwart op wit zette, loog er niet om.

De dokter zou een geslepen misdadiger zijn geweest. Hij had Oene helemaal in zijn macht en bracht hem er toe om de vorige wilsbeschikkingen terug te roepen en een nieuwe op te stellen.
Daarna zou de dokter Oene om het leven hebben gebracht met vergiftigd eten.

Mensen, die lastig zouden kunnen worden, werden omgekocht. Met geld, boerderijen of landerijen.
Later tijdens zijn ambstperiode als burgermeester, zou Tonckens alle geslachtspapieren hebben vernietigd. Ook had hij brand gesticht in de archieven van Beetsterzwaag om tot daaddekking te komen.
Door alles buitenspel te werken of te vernietigen, had hij zelf de perfecte misdaad gecreëerd en ging hij vrijuit. Alle bewijsmateriaal werd vernietigd of de mensen hielden hun mond wel.

Er gingen zelfs de geruchten rond dat de stoffelijke resten van Etta en Oene niet meer in het graf aanwezig waren. De dokter zou ze uit het graf hebben laten verwijderen.
De aannames naar de dokter toe logen er niet om. Volgens de beurtschipper uit Almelo was Tonckens een erfeniszwendelaar.

Nog altijd is het eerste testament van Oene gesloten gebleven en is het één groot geheim gebleven. Of de dokter de moord op Etta en Oeno op zijn geweten heeft, is altijd onbewezen gebleven. 
In 1960 vond de laatste rechtszaak plaats, maar het wierp geen vruchten af. 

---------------------------
 Op de hoogte blijven van de nieuwste blogs en meer? Volg mij dan op facebook het monument.

BRONNEN: Delpher
                     Online-begraafplaatsen
                     Vreemde Figuren in Friesland
                     Diverse kranten
                     Van Teyens fundatie 
                     De krant van toen
                     Alle Friezen
                     Wikipedia
                     Etc.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten