Wie vandaag door het stille landschap bij Ommerschans wandelt, ziet nauwelijks iets dat nog herinnert aan het drama dat zich hier ruim anderhalve eeuw geleden voltrok. Een pad slingert langs bomen, aangeplant door Staatsbosbeheer. Onder die wortels rusten duizenden mannen, vrouwen en kinderen... anoniem, zonder steen, zonder naam. Hier lag de begraafplaats van de bedelaarskolonie Ommerschans.
1.Het kerkhof van de armen
In totaal vonden 5448 mensen hier hun laatste rustplaats. Het zijn er zóveel dat het bijna niet te bevatten is. Vandaag is er niets meer van te zien; bomen en struiken bedekken de velden. Alleen wie het verhaal kent, weet dat elke wortel en elke grasspriet hier over de doden groeit.
2.De bedelaarskolonie
Stel je voor: het is 1819. Nederland likt zijn wonden na de Franse tijd. Soldaten van Napoleons legioen zwerven door de straten, berooid en zonder toekomst. In de steden is de armoede schrijnend. Bedelaars, vagebonden en zwervers kloppen aan bij de armenzorg, maar die kan de toestroom niet meer aan.
Het is in die tijd dat de Maatschappij van Weldadigheid wordt opgericht. Een ambitieus plan, bijna utopisch te noemen. Het idee: mensen uit de armoede halen door hen aan het werk te zetten op woeste gronden die ze zelf zouden ontginnen. De eerste kolonie, Frederiksoord in Drenthe, werd de ‘vrije kolonie’ genoemd. Daar konden gezinnen terecht die, met wat steun, alsnog een zelfstandig bestaan konden opbouwen.
Maar al snel bleek dat er ook een ander soort kolonie nodig was. Want wat moest men met de mensen die zich niet zo makkelijk lieten vormen? De bedelaars, zwervers, en gezinnen die volledig ontspoord waren? Voor hen was geen plek in Frederiksoord. En dus werd besloten dat er ook een onvrije kolonie moest komen.
Die plek werd gevonden in Ommerschans. Een verlaten fort, ooit gebouwd ter verdediging, kreeg een heel nieuwe bestemming. De dikke wallen werden deels afgegraven en de gracht bleef als stille scheidslijn om het terrein liggen. Daar, midden in het Drentse land, verrees in 1821 een enorm gebouw: 100 bij 100 meter, twee verdiepingen hoog. Vandaag klinkt dat misschien niet indrukwekkend, maar destijds was het een gigant. Binnen lag een grote binnenplaats, er waren werkplaatsen, boerderijen en zelfs een klein ziekenhuisje. Alles was aanwezig om een compleet, afgesloten wereld te vormen.
De eerste kolonisten waren geen misdadigers, maar mensen die beschuldigd werden van ‘luiheid’ of ‘brutaliteit’. Hun leven veranderde drastisch. Met de komst van een landelijk bedelverbod liep de toestroom snel op. Hele groepen bedelaars werden opgepakt en naar Ommerschans gebracht. Het duurde niet lang of er zaten bijna 2000 mensen opeengepakt in de kolonie. Het was er overvol, benauwd en hard.
Mannen en vrouwen werden streng gescheiden, ook echtparen. Maar de werkelijkheid laat zich niet zo makkelijk in hokjes duwen: uit de archieven weten we dat er in de kolonie toch zo’n 550 kinderen werden geboren.
De dagen waren gevuld met arbeid. In de zomer werd er gewerkt op de boerderijen; in de winter in de werkplaatsen. Wie niet meewerkte, kreeg geen loon en moest maar zien hoe hij of zij aan eten kwam. Het regime was streng, maar de armoede liet weinig ruimte voor keuzes.
Aan de Ommerschans stonden, naast het grote hoofdgebouw, ook kerken, een school, een gevangenis en zelfs een eigen begraafplaats met een lijkhuisje. Alles wat een kleine samenleving nodig had, was aanwezig.
Toch ging het niet goed. De kolonie liep tegen financiële problemen aan en in 1859 werd Ommerschans overgenomen door de regering. Het begin van het einde was daarmee ingezet. In 1870 werden de vrouwen en kinderen al overgeplaatst naar Veenhuizen. Uiteindelijk werd de kolonie in 1889 definitief gesloten. De laatste bewoners vertrokken en het fort viel langzaam stil.
Wat overbleef waren verhalen. Verhalen van hoop, van ontbering, van mensen die probeerden te overleven in een wereld die hen vergeten leek te zijn.

3.Het verhaal van Sientje Hoogenberk
Ommerschans kende niet alleen armoede en hard werken, maar ook duistere kanten. De kolonisten waren geen misdadigers van het zwaarste soort, maar waar zoveel mensen samenleven, ontstaan spanningen. Diefstal, vechtpartijen...het kwam voor.
En soms escaleerde het.
Op 15 oktober 1889 vond er op Hoeve nummer 11 een tragedie plaats die diepe sporen naliet. De 13-jarige Sientje Hoogenberk, dochter van een kolonist, werd op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Ze werd aangerand en daarna met een eenvoudig schilmesje doodgestoken.
De dader bleek niemand minder dan Arie van Ess, een bedelaar die als knecht op de hoeve werkte. Voor dit misdrijf werd hij veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf.
Het verhaal van Sientje staat symbool voor de kwetsbaarheid van kinderen in een harde wereld. Een plek waar armoede, wanhoop en streng regime soms ruimte lieten voor geweld en tragedie.
4. Jong gestorven5.Een plek vol geschiedenis
In 1859 kwam de rijksoverheid tussen vanwege financiële problemen en nam de kolonie over. Uiteindelijk werd Ommerschans in 1889 gesloten, waarna de laatste bewoners naar Veenhuizen werden overgebracht. Vrouwen en kinderen waren al in 1870 verplaatst. Het fort kreeg later een andere bestemming, onder meer als opvoedingsgesticht en psychiatrisch centrum.
Tegenwoordig is Ommerschans een stil gebied vol geschiedenis. Wandelroutes en informatieborden laten bezoekers zien hoe zwaar het leven was voor de bedelaars en kolonisten. Archeologische vondsten zoals munten, gereedschappen en persoonlijke voorwerpen geven een tastbare link met het verleden. Hoewel de kolonie ooit bedoeld was om armoede en misdaad te bestrijden, staat het nu symbool voor het harde leven van velen en het ontstaan van sociale hervormingen in Nederland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten