SKILLAERD - Rinse Sipma

1.EEN ZWERVER DIE VERDWEEN SPOORLOOS, MAAR ER WAS NIEMAND DIE HET MERKTE.

De begraafplaats waar Rinse ligt begraven. 
Zonder eigen dak boven het hoofd. Ronddolend van dorp naar dorp, van plats naar plaats.
Enkel in het bezit van een sigarendoosje met wat mottenballen. Het was genoeg om door te gaan als venter, maar ze noemden zichzelf liever een koopman.
De kans om opgepakt te worden als een landloper was groot.

De zwervers van vroeger hadden werkelijk niets. Ze konden op de kop staan en dan nog kwam er niets waardevols uit hun zakken vallen.
Veel mensen wisten hiervan en hadden dan ook medelijden met de zwerver en zo kreeg de zwerver hier een hap en daar een snap.





2.DIE ÂLDE RINSE.

Vroeger waren er veel zwervers, waaronder de vagebond Rinse Sipma. Hij was een opvallend geval in het prachtige Friesland.

Hij werd geboren op 30 oktober 1851.
Wat zo opviel bij deze man was dat hij brandschoon was en hij leek alleen op de wereld te staan.
Hij zwierf wat in het rond en verbloemde zijn status als bedelaar.
Terwijl de andere zwervers nog nooit waswater hadden gezien, waste Rinse zich als een kat.

Die âlde Rinse, zo noemden de Friezen hem.

Rinse was positief bekend in half Friesland. Terwijl veel van zijn zwerver-collega's een slechte naam hadden, was Rinse geliefd.
Hij was vooral geliefd bij de kinderen. Welk kind was niet blij als hij/zij te horen kreeg dat Rinse in aantocht was? Hij was een graag geziene gast.
'Hij moat mar goa hwat iten ha,' (hij moet maar gauw wat eten!) zeiden de boerinnen als Rinse het erf opkwam gelopen.

3. STILLE EN DROMERIGE JONGEN. 

Rinse was de zoon van de bekende bouwboer in Minnertsga.
Als kind kon Rinse niet goed meekomen op school en meehelpen met het werk van zijn vader ging ook niet best. Het botste geregeld tussen vader en zoon. 

'Jonkje, dou moatst er wel om tinke, as't yn't fjild bist, moat er hwat barre!' (Jongen, je moet er wel om denken, als je in het veld bent, dat er iets moet gebeuren!) sprak ouwe als Rinse te lang bij de landbouwploeg stond ût to pusten (uit te rusten).

Na een volgende schrobbering liep Rinse naar het dorp en passeerde de herberg.
Hij hoorde gezelligheid en werd nieuwsgierig.
Hij liep naar binnen en werd door de gasten hartelijk begroet. 'Branderwienstje, Rinse?!' 
Een stille jongen als Rinse werd ineens getroffen door een gezellige sfeer, iets wat hij niet gewend was. Thuis werd er niet gelachen, alleen hard gewerkt.


'Dou bist let! (jij bent laat!)' verweet ouwe hem als Rinse laat thuis kwam.
Rinse wist hoe laat het was en zonder eten ging de jongen naar bed.
De gewapende vrede in het huis duurde en duurde.
Tot er opnieuw onenigheid kwam.
Rinse was het zat, hij wilde dit niet meer.
Woedend klapte hij de schuurdeur dicht en ging er vandoor, maar niet voor even. Hij vertrok voor eens en voor altijd.

Niemand weet wanneer dit is gebeurd.We weten alleen dat dit het begin is geweest voor zijn zwerversbestaan dat tot zijn dood zou gaan duren.


4.EEN GRAAG GEZIENE GAST. 

Kilometers legde hij af en het maakte niet uit waar hij naar toe ging, tot de honger zodanig erg werd dat hij spontaan ergens aanklopte voor een stuk brood.

Voor de nacht zocht Rinse een bult hooi op en net als een marmot groef hij zich er diep in.
Als de volgende dag aanbrak kon Rinse bij de boer schoonmaakdiensten uitvoeren. 
Hij verdiende daarmee een gulden en kocht daarvan lucifers, want daarmee legaliseerde hij zijn nieuwe beroep: Venter. Met zijn kleine assortiment waande hij zich veilig. Niemand kon hem iets doen.
Hij kon niet als landloper zonder vaste woon-verblijfplaats en zonder inkomen worden opgepakt.
Met zijn spulletjes was het veilig om te 'bedelen' voor brood.

Het bedelen duurde echter niet lang, want algauw had hij verschillende adressen waar hij iets kon eten, drinken en slapen. 
En dat in de tijd dat veel boeren niets te maken wilden hebben met venters en landlopers.

In de loop der jaren heeft Rinse veel contacten opgebouwd waar hij iets kon halen en werd er als een soort eregast onthaald.
'Heit, Mem! Dêr komt Rinse wir oan!' (Pa, Ma! Daar komt Rinse weer aan!) riepen de kinderen vol verwachting als Rinse weer aankwam gelopen.
Na iets gegeten te hebben en een bakje thee te hebben gedronken vertelde hij op het bankje in de stal weer boeiende verhalen over de afgelopen weken.

Soms bleef Rinse 2 of 3 dagen. Hij kreeg driemaal daags in de schuur eten en drinken en mocht een slaapplekje zoeken ergens in de schuur.
Het was opmerkelijk dat deze zwerver zich elke morgen waste. Ook droeg hij een blikje met zich mee, waar een sigaar voor zondag in zat en naald en draad.

Waarom naald en draad? Hij maakte zijn eigen kleding als er een scheur inzat.

5. VEEL GELD?

Er gingen verhalen in het rond dat Rinse wel wat geld had. Sommigen hadden hem betrapt tijdens het tellen. Stuivers in het ene zakje en de centen in de andere.
Misschien had hij dit verdiend in zijn jongere jaren bij de boer, maar nu deed hij veel dingen op eigen initiatief.

Het is niet bekend of Rinse naar de kerk ging, maar getuigen zeggen wel dat hij soms even achter de pet ging.
Voor hij aan zijn maaltje wilde beginnen vroeg hij aan de boerin of hij wat mocht drinken. Dat mocht van haar en ze haalde wat water voor hem. Rinse wilde dat niet.
'Dat kan ik overal wel krijgen,' sprak hij. 
'Dat zal,' antwoordde de boerin. 'Maar als je om tien uur komt krijg je koffie. Kom je om drie uur, krijg je thee.


Op een ander adres kreeg Rinse van de boerin een gekookt ei.
'Dit is geen vers ei,' zei hij nors. 'Als het een vers ei is, dan kan je het moeilijk doppen en deze kan je gemakkelijk doppen.'
De boerin vond het wel welletjes geweest met het gedrag van Rinse. 
'Ach, smoarige âlde keardel,' (Ach, smerige oude kerel,) reageerde de vrouw geërgerd, 'Jo sille nóch ris in aei fan mij ah!' (Je zou nog ooit eens een aai van me krijgen!)
'Zo zijn onze manieren,' lachte Rinse vaak en hij klopte met zijn rechte hand op zijn linkerschouder, maar wat hij hiermee bedoelde, werd niemand duidelijk.

Voordat Rinse weer verder ging, probeerde hij de boerinnen weer wat aan te smeren.
Op de vraag wat het moest kosten kwam altijd het zelfde antwoord: 'Omdat jij het bent, kost het drie dubbeltjes.'
Het was altijd een dubbeltje duurder dan bij de winkelman en Rinse was een goeie man en ook hij moest ergens van leven...
Uitzicht vanaf het begraafplaats. 

6. OPGEPAKT. 

Hoewel Rinse geen dronkenlap was, zocht hij graag een herberg op voor wat warmte en gezelligheid en hij nam er graag een borreltje, soms één of twee te veel.
De eerste brandewienstjes die Rinse genoot in de herberg, zouden niet tegelijkertijd zijn laatsten zijn...

Veel landlopers werden gepakt voor het feit van alcoholisme.
De eerste keer dat Rinse hiervoor werd opgepakt kwam hij terecht bij andere vagebonden en hij voelde zich thuis. Hij was niet de enige die gekweld werd door eenzaamheid en dezelfde zorg.

Toen hij weer op de vrije voeten kwam, ging hij algauw naar één van zijn adresjes.
De boeren hingen aan zijn lippen met wat hij mee had gemaakt.
Rinse vond dat ze niet alles over hem hoefden te weten, daarom vertelde hij ook niet alles.

Boeren die wel eens iets over hun buurlui wilden weten, vroegen verschillende dingen aan Rinse. Rinse was geen roddelaar en hij liet er dan ook niets over los.


De eerste wereld oorlog was voorbij en Rinse werd bekend als âlde Rinse.
Hij had een brilletje met dubbeldikke glazen, een rood doekje, een wandelstok en zo waren er meer kenmerken aan deze man.

Het was de laatste zomer van 27' en Rinses pad werd opnieuw gekruist met die van de politie.
Hij liep wankelend en men weet niet zeker waardoor het kwam. Misschien door de alcohol of ouderdom, wie weet?

Op de dag van zijn vrijheid liep Rinse al steunend op zijn stokje, via Jellum in de richting naar Heilard. Dit moet eind november, begin December zijn geweest.
Nog voor dit dorp sloeg hij links af.Trachtend door het land ging hij naar boer Sijbren Jellema.
Verrast waren ze zeker toen ze Rinse de stal binnen zagen komen. 
Het was al laat en geen tijd meer voor zwervers om door de nacht te gaan. Zeker niet voor Rinse, want die was 76 en had zo zijn gebreken.

7. ÉÉN LAATSTE TOCHT.

IJsberend ging Rinse heen en weer. Hij wilde graag verder, hij wilde naar boer Wiepke Schukken. Hij vroeg of ze hem wilden brengen, maar daar was geen denken aan.
Het was druk. De koeien moesten gemolken worden en er was geen tijd voor Rinse.
Rinse moest zichzelf maar redden. Wel waarschuwde Jellema hem nog dat het een raar weertje was en dat hij moest uitkijken waar hij liep.
Rinse knikte en zei dat hij dat zou gaan doen...

'Nu kinst noait tinke, hwa hjir krekt noch un't buthûs wie,' (Je zult nooit raden wie hier zo laat nog was!) zei jellema een moment later tegen zijn vrouw.
'Rinse?' reageerde de vrouw verrast. 'Nou, dy kin wil fortutearsje - sjochst him noch?' (Hij kan zich wel verwaarlozen, zie je hem nog?)

Maar ze zagen hem niet weer....


De boer schukken woonde een halve kilometer van Jellema af. Schukken was één van de vaste adressen van Rinse. Bij deze boer waren meerdere zwervers welkom.
Schukken had Rinse echter niet verwacht, want die kwam altijd zonder aankondiging.
Het was altijd een verrassing als hij binnenviel.


8. NIEMAND DIE IETS OPMERKT. 

Het was weken stil. Niemand vroeg zich af waar Rinse was. Alleen Swierstra's in Schillaard. 
vroegen zich met verbazing af waar Rinse bleef, want daar stond nog altijd zijn koffertje met handelswaar.

Het was gaan vriezen en het land werd bedekt door een dik pak sneeuw. De bakker van Jellum maakte dankbaar gebruik van het slootje om met zijn korf gevuld met brood van boer Jellema naar boer Schukken te fietsen. Het scheelde veel tijd en dat paste precies.
Over het ijs fietsen ging veel beter dan over het bevroren modderpad ernaast.

De winter verdween en de sneeuw smolt. boer Schukkens kon weer aan het werk op het land. De zoons van Schukkens gingen koemest uit elkaar slaan en vonden daarbij een merkwaardig iets. Een wandelstok.
'Nou moast hjir ris sjen!' (Nou, moet je hier eens zien!) riep één van de zoons. 'Dy keapman hat er wis genoch fan krigen en hjir sun stok mar deldondere.' (De koopman heeft er genoeg van gekregen en legde hier zijn stok neer...

Bij deze vondst gingen er geen belletjes rinkelen. Waarom zouden ze aan Rinse moeten denken?
Rinse, die soms twee keer in één maand kwam opdagen en zich soms geen maanden liet zien.
Ook in de gesprekken tussen Jellema en Schukkens zal de naam Rinse niet zijn genoemd.
Het laatste bezoek van de oude venter was vreemd gegaan, maar daaraan werd op de boerderij van Jellema al lang niet meer aan gedacht.

9. EEN VREEMDE VONDST.

De veertienjarige Sip, de dochter van Schukken, ging naar haar oom en tante Steenhuizen. het was 1 februari.
Ze liep over het binnenpad naar Jellum, daar waar haar oom en tante woonde. Sip zou daar gaan eten en haar middag doorbrengen. 


Halverwege de plaats van boer Jellema zag Sip wat vreemds in de sloot.
Het leek wel een oor dat even boven water uitstak.
Dat kan toch niet? dacht ze.
Het meisje liep door en kwam bij omke en muoike (oom en tante), maar vertelde niets over de vreemde ontdekking in de sloot.

Ze kon het echter niet vergeten en op de terugweg naar huis keek ze nog eens goed en toen...
Ja...
Ze was ervan overtuigd dat het een oor moest zijn. Een mensen-oor.
Thuis aangekomen vertelde het meisje huiverig wat ze had gezien, maar boer Schukken, die op dat ogenblik de koeien aan het melken was, wou er niets van weten.
'Het zal wel een dooie kat zijn geweest,' meende hij.
Sip bleef doorzeuren over dat oor en de volgende morgen ging bij boer Schukken een lichtje branden.
'Nou,' zei hij. 'Je weet het nooit. Rinse is hier ook een hele poos niet geweest.'

Voor alle zekerheid is Schukken er heen gegaan met één van zijn zoons.
Toen ze even voorzichtig zijn gaan kijken zagen ze het direct aan het brilletje en de rode doek om de hals.

'Och heden, 't is Rinse!' zeiden ze. 'âlde Rinse is dea...(oude Rinse is dood)'

10. VEEL GELD. 

Het was geen misdrijf en ook geen ongeluk. Bange vermoedens maakten zich van de mannen meester.
Rinse had toch altijd geld bij zich? De kans was aanwezig dat Rinse was beroofd en daarbij om het leven was gekomen.
Toen Schukken zijn zoon Rinse wilde aanraken, werd zijn vader boos.
'Niet meer aankomen!' beval Schukken zijn zoon en stuurde hem op de fiets naar veldwachter van der Plaats.

Algauw was de veldwachter aangekomen. Samen met de hulp van Schukken is de arme Rinse uit het water gehaald. Hierdoor werd de dood geconstateerd.

Rinse was zwaar van het geld dat hij bij zich droeg en dat moet zijn dood zijn geweest

Het geld werd uit de zakken gehaald en ze gingen tellen. Ze kwamen op het bedrag van 1200 gulden.

Nog dezelfde morgen maakte gemeenteambtenaar S. Goinga op het raadhuis in Manthum de overlijdens akte op van de gegevens van de politiemannen Roersma en van der Plaats.
Die kenden de namen van de ouders van Rinse.

Uit gegevens weten we dat Rinse waarschijnlijk nooit geen weet heeft gehad dat zijn moeder is overleden.
Aan de voet van de eenzame toren, slaapt Rinse onder een steen.

11. DE BEGRAFENIS.

Het stoffelijk overschot van Rinse werd in een hooiwagen naar Mantgum gebracht.

Voordat Rinse gekist werd, werd hij nog even onderzocht door de dokter, die constateerde door de staat van ontbinding dat Rinse wel acht weken dood moest zijn. Acht weken had Rinse in het water gelegen en geen mens die naar hem heeft gezocht of heeft gemist.

Zonder ook maar één belangstellende werd Rinse de volgende morgen in alle stilte begraven op het begraafplaatsje in Schillaard.
De begraafplaats waar meerdere kermisreizigers en zwervers hun rust vonden. 

Zoals âlde Rinse zich tijdens het leven al onderscheidde van alle andere vagebonden die van de vrijheid leefden, zo bleef hij dat ook doen in de dood.

Terwijl zijn zwerver-collega's aan de voet van de eenzame toren naamloos rusten, slaapt Rinse onder een steen.

De steen heeft geld gekost, maar dit eenvoudige gedenkteken kon best betaald worden, want Rinse had genoeg geld.

Rustplaats van Rinse Sipma
geboren Minnertsga 30 oktober 1851
overleden Beers 1 februari 1928
Rust zacht. 

Zijn overlijdensdatum is overgenomen van zijn overlijdensakte.


Op de hoogte blijven van de nieuwste blogs? Volg mij dan op facebook: het monument

BRON: 'T kleine krantsje 1964-1976

6 opmerkingen:

  1. Wat een triest maar ook interessant verhaal over het leven van Rinse............

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat kan je inderdaad zeggen.
      Het is me bijgebleven en vooral dat het 8 weken heeft moeten duren toen iemand hem vond...

      Verwijderen
  2. Beste Carla,Zou dit verhaal ook op de website van www.minnertsgavroeger.nl geplaatst mogen worden. Eigenlijk mag het verhaal daar ook niet ontbreken. Mag is ene reactie. Vriendelijke groet, Gerrit Bouma.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Hallo Gerrit,

      Van mij mag u het verhaal publiceren. Graag wel een bronvermelding erbij.
      Het verhaal van Rinse is een bijzonder verhaal :)

      Met vriendelijke groet,
      Carla

      Verwijderen
  3. Prachtig verteld verhaal, geeft deze man een gezicht!

    BeantwoordenVerwijderen