Een gerucht gierde door de straten van Leeuwarden.
Vroeg in de mei-ochtend van 1913 tikten mensen elkaar op de schouder, fluisterden achter hun hand.
“Heb je het gehoord? In de Ketelsteeg… een kind. Een baby. Vermoord.”
Men kon het nauwelijks geloven. Zoiets gebeurde toch niet hier? Niet in hun stad. Niet in hun straat. Maar hoe verder de dag vorderde, hoe meer details opdoken. En langzaam sloop de huivering in ieders hart.
1. ONGEWENST
Niemand had er ooit aan gedacht…
Moord op zo’n jong kind.
De moeder was al opgepakt en naar het bureau gebracht. Het was wachten tot de vader thuiskwam van zijn werk, zodat ook hij kon worden gearresteerd.
Wat was er gebeurd in dat huis? Waarom moest Saakje sterven?
De wildste verhalen deden de ronde.
De vader, Ynze de Vries, stond bekend als een man die niet helder van geest was. Hij had al eens in Franeker vastgezeten en mishandelde zijn kinderen voortdurend.
De moeder, Tjamkje, was brutaal en onverschillig. Haar huishouden en kinderen verwaarloosde ze op schandelijke wijze. De kleintjes waren zo vies dat je ze nauwelijks kon aanraken.
Ynze was bovendien niet de biologische vader van Saakje. Toen hij en Tjamkje een tijd uit elkaar waren geweest, raakte zij tijdens een verhouding van een ander man zwanger. Toch koos Ynze opnieuw voor Tjamkje en stapten ze samen in het huwelijksbootje.
‘Ze heeft een kind van een ander!’ riepen zijn vrienden, toen ze hem probeerden tegen te houden.
Ynze leek zich er niet aan te storen.
‘Als ik de vrouw neem, neem ik dat kind erbij. Wat er ook gebeurt, het kind is er onschuldig aan,’ zei hij.
Het leek erop dat hij goed voor Saakje zou zijn, maar schijn bedriegt.
In de akten staat dat hij het meisje op zijn naam zette. Wie haar echte vader was, is onbekend.
Toch was het duidelijk: Saakje, geboren in april 1912, was voor Ynze een last. Ze was niet gewenst. En dat werd uiteindelijk zijn motief om haar te doden.
2. DAGELIJKSE MISHANDELINGEN
Dagelijks kreeg Saakje klappen. Vuistslagen tot bloedens toe.
Ynze had al vaker geprobeerd haar om het leven te brengen, maar telkens zonder resultaat. De stompen en stoten op haar hoofdje hadden niet het gewenste effect.
Toen bedacht hij een ander plan.
Hij stuurde een buurjongen van twaalf naar de apotheek met de woorden:
‘Wil je wat voor me doen? Je krijgt een stuiver.’
De jongen haalde, nietsvermoedend, het flesje vitriool – zwavelzuur. De apothekersvrouw had hem nog gewaarschuwd: ‘Het is gevaarlijk spul.’ Maar de jongen knikte slechts en leverde het spul bij Ynze af.
Een paar dagen later voerde Ynze zijn plan uit.
Saakje kreeg voor het slapengaan geen fles melk, maar een mond vol bijtend zuur.
Het spul brandde haar keel en ingewanden open. Het meisje gilde, kronkelde van de pijn. Ynze raakte in paniek. Het spul spatte op de lakens, de geur scherp en verstikkend. Hij stopte haar haastig terug in de wieg, dekens over het trillende lichaampje. Ze kreunde nog, een zachte, gesmoorde klank.
Toen trok hij de deur achter zich dicht. Alsof er niets gebeurd was.
Diezelfde avond hadden hij en Tjamkje een afspraak bij haar ouders.
Voordat ze vertrokken, wierp Ynze nog een blik in de wieg. Saakje leefde nog, maar zwak. Kreunend, nauwelijks meer in staat geluid te maken.
Toen schoonouders vroegen hoe het met de kleine ging, antwoordde hij luchtig:
‘Ze heeft kinkhoest. Dat loopt verkeerd af.’
Die nacht stierf Saakje.
De volgende ochtend ging Ynze gewoon naar zijn werk en kocht Tjamkje vrolijk vlees bij de slager. Tegen een buurvrouw zei ze:
‘Mijn kleine pop vond ik dood in bed. Het leek wel alsof een beest haar had gebeten… of dat ze verbrand was, want de kleertjes vielen zo van het lijf.’
De buurvrouw vond het zorgwekkend en kwam langs. Daar zat Tjamkje, het dode kind in haar armen. Saakje’s nek en mond waren zwart geblakerd. Haar kleertjes nat van een bijtende vloeistof.
‘Een rat,’ zei de moeder koel. ‘Een rat heeft dit gedaan.’
Diezelfde ochtend arriveerde dokter H. de Jong. Hij vertrouwde het niet. Tjamkje was veel te kalm voor een moeder die haar kind verloren had. Hij noteerde de doodsoorzaak als onbekend, maar met een duidelijke aantekening: verdacht geval.
3. OPGEPAKT
De sectie liet geen twijfel:
In- en uitwendige verbrandingen, veroorzaakt door een scherp bijtend zuur, ingebracht via de mond.
De politie doorzocht het huis. Tjamkje werd gearresteerd, niet veel later ook Ynze.
Tijdens het verhoor schoven ze de schuld op elkaar af. Daarna bekende Ynze, waarbij hij Tjamkje medeplichtig maakte.
In het Huis van Bewaring gedroeg hij zich vreemd. In een soort droomtoestand mompelde hij:
Tjamkje, ik doch it net… hâldt nou mar op, it is genôch!
Soms schreef hij zonderlinge brieven, zogenaamd van de Satan aan de Heer en andersom. Maar op een heldere dag vertelde hij de directeur:
‘Ik heb Saakje vergiftigd. Mijn vrouw is onschuldig.’
Tjamkje schreef later zelf ook een brief aan de rechter-commissaris waarin ze haar onschuld benadrukte.
4. RECHTSZITTING
Zes maanden later vond de zitting plaats.
De zaal was stampvol. Iedereen wilde dit horen, dit zien.
En daar kwamen ze.
Ynze en Tjamkje. Handboeien, bleek gezicht. Maar er was meer.
In Tjamkje’s armen lag een baby. Hun dochter, pasgeboren in het Huis van Bewaring.
Het beeld sneed door de zaal.
Een moeder met een kind op de arm, terwijl ze terechtstond voor de moord op haar andere kind.
De stilte was oorverdovend.
Ynze legde een volledige bekentenis af:
‘Ik heb het misdrijf alleen gepleegd.’
Hij voegde eraan toe dat zijn vrouw ertegen was geweest en dat hij het middel buiten haar weten had gehaald.
Tjamkje werd in de zaal weggezet als een ontaarde moeder. Hoe kon ze nog medelijden hebben met een man die hun kind had vermoord?
Ynze zei gebroken:
‘Het spijt me vooral dat ze zo’n pijnlijke dood is gestorven. Ik had nooit gewild dat het zo ging.’
Hij verklaarde dat hij tot inkeer was gekomen. Voorheen ongelovig, maar door zijn daad had hij God gevonden. De Satan was uit hem verdreven, zei hij. Hij had om vergiffenis gesmeekt en geloofde die te hebben ontvangen.
De zitting duurde tien uur. Het oordeel was hard:
Ynze kreeg twaalf jaar gevangenisstraf.
Tjamkje werd vrijgesproken.
De officier van justitie zei:
‘Op een beestachtige wijze heeft hij een onschuldig kind mishandeld en gedood. Saakje heeft geleden. Zij is van binnen verbrand, alsof het met gloeiend ijzer is gedaan.’
5. HAAR LAATSTE RUSTPLAATS
Saakje werd begraven aan de Spanjaardlaan in Leeuwarden.
Haar graf is in de loop der jaren verdwenen, maar haar verhaal leeft voort.
Dankzij oude kranten en archieven blijft haar tragische noodlot herinnerd.
Voor het achterhalen van haar rustplaats wil ik het Historisch Centrum Leeuwarden bedanken voor hun medewerking. Ze is ten rustte gelegd op het Spanjaardslaan te Leeuwarden, veld 5 tussen de misdadigers en gespuis. Een plek waar je zo'n klein meisje niet zou verwachten...
Het uitgestrekte veld waar de éénjarige Saakje haar laatste rustplaats kreeg. |
't kleine krantsje,
wat heb je toch een mooi werk Carla, als je nabestaanden zo nog kan helpen.
BeantwoordenVerwijderen