GROOTEGAST - De vier veldwachters.


Voordat de naam van Eije Wijkstra voor altijd verbonden zou raken aan een viervoudige moord, stond hij in Grootegast vooral bekend als een zonderlinge man.
Hij was nooit in aanraking geweest met justitie, en toch deden zijn woorden en gedrag de mensen huiveren.

In de ijskoude winter van 1929 sloeg hij toe. Vier veldwachters keerden niet meer naar huis terug. Het land was geschokt en de vraag bleef hangen: wat dreef deze man tot zo’n gruwelijke daad?


1.EIJE WIJKSTRA















1. Lutje Eije

Op 4 juli 1895 werd in Grootegast de jongste telg van het gezin Wijkstra geboren: Eije. Als vijfde kind kreeg hij al snel de bijnaam Lutje Eije. Het gezin leefde in armoede, en hoewel er nauwelijks genoeg was om van te leven, werd Eije als jongste vaak verwénd.

De sfeer in huis was verre van harmonieus. Vader en moeder waren verdeeld door geloofsovertuigingen, en ruzies vlogen dagelijks over tafel. Woorden vaak over in handtastelijkheden. Voor een kind als Eije was er weinig geborgenheid te vinden.

Al op zijn twaalfde verliet hij school. Hij wilde geld verdienen en begon als metselaarsleerling. Ook vergezelde hij zijn vader vaak in het veld, waar ze op dieren jaagden. Zijn vader stond bekend als een uitstekend schutter, en Eije wilde niet voor hem onderdoen. Hij oefende fanatiek, gedreven door een kinderlijke hunkering naar trots en erkenning.

Op zijn zeventiende stapte hij voor het eerst een herberg binnen. Daar proefde hij een sfeer die hij thuis nooit had gekend: gezelligheid, warmte, saamhorigheid. Maar er was ook drank – en ook dát leerde Eije kennen.

Thuis verdiepte hij zich in spiritisme en hypnose. Boeken over geesten en het bovennatuurlijke vulden zijn kamer. Hij was ervan overtuigd dat spoken bestonden; hij beweerde ze zelfs te zien. ’s Ochtends vertelde hij glunderend dat zijn bed door geesten was opgetild. Zijn familie luisterde, maar geloofde hem niet. Zijn verhalen werden wilder, en zijn ouders wisten zich geen raad. Uiteindelijk werd hij opgenomen in Groningen. Na een half jaar verklaarde men hem ‘genezen’. De geesten liet hij achter zich – maar een zekere onrust bleef.

Een nieuwe roeping doemde op: muziek. Met zijn trekharmonica trok hij van herberg naar herberg. Samen met zijn vriend Dirk Tabak speelde hij op bruiloften en feesten. Zijn muziek trok de aandacht, maar zijn leven bleef grillig.

Soms werkte hij weer even als timmermansknecht. Maar even gemakkelijk gooide hij het gereedschap neer en zocht hij avontuur. Hij klom als een kat op daken, balanceerde op schoorstenen en klauterde zonder moeite door de pijp van de zuivelfabriek in Doezum.

Buurtbewoners wisten nooit wat ze van hem moesten verwachten. Het ene moment sprak hij verstandig en vriendelijk, het volgende ogenblik uitte hij duistere en onbegrijpelijke woorden.
Zo zei hij eens tegen een buurman:
"Eigenlijk zou ik iemand met jouw beginselen, zoals je daar achter die kachel zit, doodschieten. Ik zou er geen berouw om hebben. Integendeel, het zou mezelf een groot plezier doen. Maar maak je geen zorgen – ik doe het niet, omdat ik je te goed ken."

De buurman wist niet wat hij hoorde. Zulke uitspraken maakten mensen bang. Iedereen wist ook dat Eije een hekel had aan de politie. Zijn woorden waren onheilspellend:
"Als ik een stuk of wat van die kerels kan doodschieten, dan zal ik rustig kunnen sterven."

Voor zijn omgeving bleef hij een mysterie: een zwerver, een stroper, een muzikant, een vrijbuiter. Iemand die angst inboezemde, maar vreemd genoeg nooit door de politie was opgepakt. Juist dát verbaasde velen het meest.

2. Geruchten

De verhalen over Eije gingen rond als een lopend vuurtje.
"Hij heeft zijn huis vol wapens!" fluisterden de buurtbewoners. Niemand wist of het waar was, maar de geruchten namen geen einde. Sommigen beweerden dat ze hem zelf hadden zien schieten: een omhoog gegooide aardappel doorboord met één schot. Anderen vertelden dat hij een lucifersdoosje van het hoofd van een jongen had geschoten – een levensgevaarlijk spel.

Later zou blijken dat de verhalen niet overdreven waren: zijn huis wás gevuld met wapens.

In het voorjaar van 1928 ontmoette Eije bij een sloot de man die zijn leven een nieuwe wending zou geven: Wolles.
"Kom eens bij me langs," zei Wolles. "Ik heb een grammofoon gekocht. Neem je harmonica mee, dan maken we samen muziek."

En zo geschiedde. In het huis van Wolles klonk muziek, werd gelachen, en leek het leven even zorgeloos. Maar er was meer. De vrouw van Wolles, Aaltje, zong die avond en wierp Eije uitdagende blikken toe. Achter de rug van haar man ontstond een gevaarlijk spel.

Toen Wolles korte tijd later werd opgepakt voor kippenroof en in de gevangenis belandde, mijdde Eije aanvankelijk het huis. Maar Aaltje liet het er niet bij zitten…




Meneer en mevrouw Wolles met 1 van de kinderen. BRON: Spanvis

3. Vrouw Wolles

Op een winterse dag fietste Eije langs het huisje van de familie Wolles. Aaltje, de vrouw des huizes, zag hem aankomen en wenkte hem binnen.
"Waarom kom je nooit meer langs? Zeker nu mijn man weg is?" vroeg ze met een glimlach.

Eije aarzelde. "Ik vind het ongepast om hier te komen, nu jouw man in de gevangenis zit," zei hij.
Maar Aaltje liet merken dat ze het helemaal niet erg vond dat haar man tijdelijk afwezig was. Integendeel.

Die avond zat Eije opnieuw in haar huis. De sfeer was warm, er werd gelachen, muziek gemaakt en thee gedronken. Toen hij op wilde staan om naar huis te gaan, hield ze hem tegen. Ze sloeg haar armen om zijn hals, keek hem smekend aan en fluisterde:
"Blijf vannacht... ik voel me zo alleen, zo verlaten."

Eije zuchtte. Hij wist dat dit niet verstandig was, maar de blik in haar ogen brak zijn weerstand. Hij bleef.

Vanaf dat moment was er geen weg meer terug. Twee weken lang verbleef hij bij Aaltje, totdat haar man terugkeerde uit de gevangenis. Toen barstte de bom.

Ook thuis kreeg Eije felle tegenstand. Zijn moeder was woedend toen ze hoorde van de verhouding.
"Je trekt toch niet in bij een getrouwde vrouw met zes kinderen!" riep ze. "Wat bezielt je, jongen!"

Maar Aaltje koos voor Eije. Ze verliet haar gezin, liet haar kinderen achter, de jongste nog maar één, de oudste veertien, en trok bij hem in. Het dorp sprak er schande van. Toch leek het de eigenzinnige Eije weinig te deren.



De kinderen van meneer en mevrouw Wolles. BRON: Spanvis

4. Politie

Op 11 januari 1929 klonk er gebons op de deur van Eijes huisje. Voor de deur stond veldwachter Herman Hoving. Hij kwam onaangekondigd om Aaltje een dagvaarding te brengen. Zij zou zich moeten verantwoorden voor het onverzorgd achterlaten van haar kinderen.

Eije lachte de agent recht in zijn gezicht uit. Hij pakte de dagvaarding, gooide het papier in de kachel en keek Hoving uitdagend aan:
"En zo doen we dat hier."

De veldwachter vertrok, maar liet weten dat hij terug zou komen. Het voorval verspreidde zich razendsnel door het dorp. Buurtbewoners waarschuwden Eije: hij kon beter verstandig zijn en Aaltje gewoon naar Groningen laten gaan. Maar Eije, koppig als altijd, weigerde.
"Ze kan gaan en staan waar ze wil," zei hij. "Als ze haar van mij af willen halen, dan haal ik hen ook van hun vrouw af."

De dreiging was duidelijk.

Op 17 januari 1929 besloot justitie door te pakken. Vanuit Groningen kreeg de burgemeester van Grootegast het verzoek om Aaltje voor te geleiden. Men wist dat het lastig zou worden, en er werd besloten extra maatregelen te nemen.


De vier veldwachters. BRON FOK.nl





















5. De Moord

De dag begon ijzig koud. De sneeuw kraakte onder de voeten van de vier veldwachters die waren gestuurd om Aaltje bij Eije vandaan te halen. Vier mannen, goed getraind, overtuigd dat ze deze klus makkelijk konden klaren. Wat kon één man hen in hemelsnaam aandoen?

De vier agenten:

  • M. van der Molen, chef-gemeenteveldwachter te Grootegast

  • A. Meijer, gemeenteveldwachter te Opeinde

  • H.H. Hoving, rijksveldwachter te Opeinde

  • J. Werkman, rijksveldwachter te Sebaldeburen

Ze omsingelden Eijes huis. Een hangslot bungelde aan de voordeur. Van der Molen klopte, introduceerde zichzelf en vroeg toegang. Geen antwoord. Nogmaals kloppen, nogmaals stilte. Uiteindelijk dreigde hij de deur te forceren.

Eije had de agenten gehoord, maar hij wilde hen niet te woord staan. Na een korte aarzeling deed hij de deur op een kier, slechts groot genoeg om iets van buiten te zien. Zijn ogen klemden zich vast op de uniformen. “Wat moet je?” beet hij Van der Molen toe.

Toen de agent uitlegde dat Aaltje mee moest, keerde Eije terug naar binnen. Hij greep een geladen karabijn, een pistool en stopte patronen in zijn zak. Terug bij de deur klonken opeens de eerste schoten.

Van der Molen werd getroffen, neervallend op de koude grond. Meijer, Hoving en Werkman renden naar hem toe, maar vergaten de achterdeur onder schot te houden. Eije zag hun schimmen in het vroege ochtendlicht en handelde instinctief. Als een jager gleed hij over het erf, karabijn in de aanslag.

Schoten weerklonken. Hoving en Werkman werden geraakt. Eije zelf werd licht verwond door Meijer, maar herlaadde snel en bleef vuren.

Toen hij zeker wist dat de mannen niet zouden overleven, keerde hij terug naar zijn huis. Een scherp mes in de hand, sneed hij hun kelen door. Daarna greep hij een petroleumkan, gooide de inhoud over zijn huisraad en stak alles in brand.

De buurtbewoners waren gewaarschuwd door het geschal van wapens. Wat ze zagen was een verschrikkelijk slagveld: de verse sneeuw gekleurd door bloed, het huis een vlammenzee. Eije stapte op zijn fiets en verdween in de winterse mist.


Het huis van Eije platgebrand. BRON: Spanvis.



6. Naar de Huisarts

Niet veel later arriveerde Eije bij het huis van zijn zus. Hij stapte binnen en riep:
"Ik heb er vier neergelegd!"

Verbijsterd keek zijn zus hem aan. Hij legde rustig uit wat er gebeurd was en toonde zijn wonden. Zonder aarzeling zei hij dat hij afscheid nam; men zou hem nooit meer terugzien. Daarna fietste hij naar Jan Hut, zijn muzikale vriend, hopend op begrip.

Jan Hut begreep hem niet volledig, maar overtuigde hem toch naar de huisarts te gaan om zijn wonden te laten verbinden. Toen ze bij het huis kwamen, was de huisarts afwezig. Een nieuwsgierig dienstmeisje hoorde Eijes verhaal aan.
"Wat heb je gedaan?" vroeg ze met grote ogen.
"Och, ik heb vier veldwachters kapot gemaakt," antwoordde Eije onbewogen, terwijl hij met zijn geladen revolver speelde.

Omdat de huisarts niet aanwezig was, zocht men een andere oplossing. Samen gingen ze naar garagehouder Willems, die Eije naar een ziekenhuis in Groningen kon brengen. Willems was nog onwetend van het drama dat zich had afgespeeld, maar onderweg vertelde Eije alles – terwijl hij rustig zijn revolver hanteerde.

Halverwege Tolbert-Groningen stuitte Willems op marechaussee. Angstig vroeg hij zich af of Eije ook hen zou aanvallen. Gelukkig gebeurde dat niet. Ze bereikten uiteindelijk het Rooms-Katholieke Ziekenhuis, waar Eije verzorgd kon worden.


De 'vlucht' auto van Eije Wijkstra BRON: Spanvis
















7. Naar het Ziekenhuis

De vlucht naar het ziekenhuis verliep in gespannen stilte. Eije zat naast Jan Hut in de auto van garagehouder Willems. Terwijl de wagen over de bevroren wegen hobbelde, vertelde Eije rustig over zijn daden, alsof het een alledaags gesprek was. Zijn geladen revolver lag nonchalant op zijn schoot, een angstaanjagend beeld voor Jan Hut en Willems.

Langzaam drong het besef tot Willems door: hij vervoerde een gevaarlijke moordenaar. Halverwege Tolbert-Groningen stuitten ze op een marechaussee te paard. Willems bevroor van schrik. Zouden Eije’s handen opnieuw de trekker vinden? Tot zijn opluchting gebeurde niets.

Ze bereikten uiteindelijk het Rooms-Katholieke Ziekenhuis in Groningen. Hier kon Eije verzorgd worden. Willems, nog steeds sidderend van de schrik, vluchtte naar het eerstvolgende café om bij te komen. Binnen korte tijd had het nieuws van de viervoudige moord de stad bereikt, en de politie was onmiddellijk gealarmeerd.

8. De Arrestatie

Eije en Jan Hut stonden te wachten op de tram richting het academisch ziekenhuis, toen hun gedrag opviel aan twee voorbijgangers. Eén van hen had zijn rechterhand verborgen onder zijn jas, en een jaszak puilde verdacht uit.

De rechercheurs haastten zich en grepen beiden plotseling. Onderzoek in Eijes jas onthulde een geladen revolver. Zonder weerstand gaven Eije en Jan Hut zich gewonnen. Ze werden geboeid en naar het politiebureau gebracht.

Jan Hut bleek geen medeplichtige te zijn en werd dezelfde dag nog vrijgelaten. Eije echter bleef in hechtenis. Het dorp was in rep en roer. Vrouw Wolles, het middelpunt van het drama, toonde opvallende onverschilligheid tijdens haar verhoor. Hoewel zij geen enkele rol had gespeeld in de moord, werd ze veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar voor het verlaten van haar kinderen.


9. De Begrafenissen

De moord op de vier veldwachters had Grootegast en omgeving in diepe rouw gestort. Mensen stonden stil bij het onvoorstelbare geweld dat hun dorp had getroffen.

Meint van der Molen, de chef-gemeenteveldwachter, stond bekend als een bemiddelaar die vaak conflicten oploste. Zijn dood raakte het dorp diep. Hij liet een vrouw en twee volwassen kinderen achter.

Herman Hendrik Hoving, slechts 39 jaar, vader van twee kinderen.
Jan Werkman, 35 jaar, vader van drie kinderen.
Aldert Meijer, 34 jaar, vader van vier kinderen.

Allen werden ze begraven met groot eerbetoon.


De graven op Esserveld in Haren

De begrafenissen waren indrukwekkende gebeurtenissen. Achter de lijkkisten liepen muziekkorpsen, brigadiers, marechaussees en verschillende politiekorpsen van het land. Op Esserveld in Haren liepen de rouwstoeten in perfecte orde, het publiek in diepe stilte.

In Grootegast en Opeinde was de plechtigheid streng beveiligd. Zwaarbewapende marechaussees hielden de menigte op afstand. In Grootegast beklommen mensen zelfs de daken van huizen om een glimp van de stoet te zien. Bloemen en kransen bedekten de lijkwagens, en de begrafenisstoet moest een grote omweg maken om bij de dodenakker te komen. Toen de stoet arriveerde, viel de schemering over het dorp, en de begrafenis verliep in een bijna spookachtige stilte.

10. De Rechtbank

Drie maanden na de moorden verscheen Eije Wijkstra in de rechtbank van Groningen. De belangstelling was enorm; mensen stonden zelfs ’s nachts in de rij om een toegangskaart te bemachtigen. Alleen de gelukkigen mochten de zaal betreden.


Vrouw Wolles onderweg naar de Rechtbank. BRON: Spanvis
















Eije liep tussen de veldwachters naar binnen. Gekleed in een net Manchesterpak, met een doek om zijn hals, maakte de kleine, slanke, donkere man een beheerste indruk. Maar zodra hij plaatsnam aan de tafel voor de rechter, moest hij de wapens herkennen die hij had gebruikt: een pistool en een gedeeltelijk verbrande geweer.

Interessant tijdens het verhoor was vooral vrouw Wolles. Zij ontkende iedere betrokkenheid bij de moorden. Ze had Eije niet aangespoord en had zelf nooit het wapen gehanteerd. De rechters vroegen of ze Eije vlak voor de moord om de hals had gehangen; ze schudde ontkennend haar hoofd, maar haar tranen spraken boekdelen.

Het hof sprak onder grote belangstelling het vonnis uit: Eije Wijkstra was schuldig aan doodslag en werd veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf.



Het tweede graf Rechts is van Eije Wijkstra. BRON: Stichtingblokhuispoort.nl
















Tijdens zijn gevangenschap toonde Eije een andere kant van zichzelf: vriendelijk en goedmoedig, maar gebukt onder de last van zijn daden. Meerdere malen probeerde hij zelfmoord te plegen. Uiteindelijk werd hij overgebracht naar een krankzinnigengesticht in Eindhoven. Slechts twee weken later kwam hij nog eenmaal in het nieuws.

De moordernaar van Grootegast had voorgoed zijn ogen gesloten.

Vrouw Wolles, de vrouw die haar zes kinderen in de steek had gelaten, werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Haar naam was niet echt Wolles; in werkelijkheid droeg ze een andere naam.


Vrouw Wolles was niet haar echte naam. Haar echte naam is in de werkelijkheid anders....


👉Op de hoogte blijven? Volg mij dan op Facebook: Het monument.

 🔐Bronnen: Rare snaken in friesland
Wikipedia
Spanvis
wikitree
Het teken van het beest

't kleine krantsje









Geen opmerkingen:

Een reactie posten