VEENHUIZEN - Het vierde gesticht.

1.TIENDUIZENDEN MENSEN.

Het Vierde Gesticht in Veenhuizen.
Raadselachtig? Een beetje.

Veenhuizen kende maar drie gestichten, daar waar landlopers, zwakzinnigen en dergelijke hun plek hadden gevonden. Maar wat was het vierde gesticht?

De bewoners van de drie gestichten wisten het wel, want die belanden na hun overlijden allemaal op Het Vierde Gesticht.

Aan de Eikenlaan in Veenhuizen, daar zat het vierde gesticht, het was de begraafplaats, kerkhof, dodenakker.

Het is een historische plek aan de rand van het bos en veld, waar zowel verpleegden als personeelsleden liggen begraven.

In de kolonietijd werden de cliënten anoniem begraven.
Onder het grote grasveld, waarop slechts 1 boom prijkt, liggen meer dan tienduizend mensen begraven.

Later kregen de overledenen wel een herdenkingsteken.

2. ARMOEDE IN NEDERLAND.

1818, Een tijd vol armoede in Nederland.

Generaal Johannes van den Bosch, later Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Hij richtte een maatschappij van Weldadigheid op.


Zijn doel was om een eind te maken aan de massale armoede, voornamelijk in de grote steden.
Generaal van den Bosch richtte zich op twee categorieën; bedelaars, landlopers en weeskinderen, vondelingen.

Hij deed dit niet om liefdadigheid, maar juist om de mensen nuttig te maken aan arbeid en daarin het ontwikkelen van eigen verantwoordelijkheid, om zich zo beter in het leven te kunnen redden.

Zo waren de verpleegden stalknechten, boerenknechten en kregen ze andere taken.

3.DE DRIE GESTICHTEN

Er werden drie gestichten in Veenhuizen gebouwd.
Ze leken op kazernes en er was een strikte scheiding tussen de mannen en vrouwen, volwassen en kinderen.

Door de grachten om de gestichten waren ze van de buitenwereld afgesloten.
 

in 1859 kwam een reorganisatie.
Het Rijk nam Veenhuizen over als Rijksbedelaars-gesticht.
Het werd een werkinrichting, waar "verpleegden" werkten om beter te worden.
In de jaren 70 nam Justitie het roer over en Veenhuizen werd een echte gevangenis.

4. EEN BIJZONDER DORP.


Veenhuizen werd een echt dorp, een bijzonder dorp. Het was er allemaal.
Gestichten, woningen, boerderijen, begraafplaats en kerken.


Er waren bewakers om een oogje in het zeil te houden, maar ook allerlei andere functionarissen. Ze woonden en werkten hier. Het was hun omgeving, hun thuis.


Het was een dorp waarin rangen en standen een rol speelden. Het was terug te zien aan de huizen, want de Rijksbouwmeester Metzelaar wist hier wel raad mee.
De hoofddirecteur woonde op 'klein Soestdijk' een woning met vorstelijke allure.


Als men lager in de rang was, bewoonde men een woning die bij die rang hoorde. Veel woningen mochten een boodschap uitstralen in de benaming die ze kregen. 

Huis en HaardArbeid is een zegen
Flink en Vlug

Bitter en Zoet
Werk en Bid
Leerling door Voorbeeld.
Orde en Tucht
 

5. HET ONTSTAAN VAN DE BEGRAAFPLAATS.

Het was te danken aan de feit door het aantal sterfgevallen. De begraafplaats in Norg dreigde vol te raken. Veenhuizen viel namelijk onder de gemeente Norg. De toenmalige burgemeester kaartte deze zaak bij de overheid aan.

Om indruk te krijgen van de bezetting; in 1848 telt het eerste gesticht 2091 personen.
1431 weeskinderen
26 militaire kolonisten
260 leden van arbeiders huisgezinnen
21 leden van hoevenaars-huisgezinnen
255 leden van bedelaars-huisgezinnen
98 ambtenaren en hun gezinnen

Het tweede gesticht telt in dat jaar 2123 personen.
1588 Bedelaarskolonisten
358 militaire kolonisten
15 Leden van arbeiders-huisgezinnen
28 leden van hoevenaars-gezinnen
27 leden van bedelaars-gezinnen
97 ambtenaren en hun gezinnen

Het derde gesticht telde 2239 personen. 
1472 Bedelaarskolonisten
158 militaire kolonisten
315 Leden van arbeiders-huisgezinnen
18 leden van hoevenaars-gezinnen 
106 leden van bedelaars-gezinnen
142 ambtenaren en hun gezinnen

Het gemeenschap bestond uit meer dan 6000 mensen.
Met name op hun achtergronden, hygiënische omstandigheden van die tijd en daaraan de toenmalige gezondheidszorg was het niet zo gek dat er sterfgevallen waren.
De begraafplaats in Norg was niet berekend op enkele honderden begrafenissen per jaar, want daar vonden normaal 10 tot 20 begrafenissen plaats.

Ook de afstand was een probleem. Het was 7 km oftewel anderhalf uur te gaans. 

Aan de Eikenlaan werd plek gevonden die het meest geschikt was. Het gebied was van veen en moeras.

Normaal is een begraafplaats in de regel gemeentelijk of kerkelijk.
Dit begraafplaats berustte bij de Maatschappij van Weldadigheid, later bij Justitie.
Het was een begraafplaats die er wel was, maar eigenlijk ook niet bestond, want in Veenhuizen was de dood taboe.



De eerste 50 jaar van dit begraafplaats heeft er geen normale begrafenis plaatsgevonden.


Vervoerd in een jute omslag of in hun eigen hangmat werd de dode naar de begraafplaats gebracht. De dode werd gedumpt in een kuil, met vaak meerdere lijken.
Als de dode overleden was door een besmettelijke ziekte werd de begrafenis gedaan door 'vrijwilligers'. Zij waren omgekocht met de nodige drank.
De zorg voor de begrafenissen lag in de handen van de instanties voor zover het de 'verpleegden' betrof. 

Er kwam een begrafenisvereniging bij de particuliere sfeer, ambtenaren en hun gezinnen. Zij zorgden voor het afleggen en voor de dragers.
Als er een verpleegde stierf, dan was de aanwezigheid van familieleden bij begrafenissen meestal geen sprake. Zij hadden geen familie meer of de familie wilde niets meer van hen weten. 



Het graf van een verpleegkundige van het tweede gesticht.
6. GRAFTEKENS.

Graftekens kwamen er niet, want daar was geen geld voor. Meestal bezat de verpleegde ook niets.
Als een soort van symbolisch gebaar, zijn er pas veel later kruizen geplaatst om aan te geven dat hier mensen liggen begraven.
Enkele keren plaatste familieleden wel een zerk.

Mensen die hier liggen begraven met een functie (en hun familieleden) werden voorzien met stenen en zerken. Op veel van dit soort graven staat een vermelding van de functie die de overledene heeft gedaan in Veenhuizen. 















Er is veel onderscheid te vinden op de begraafplaats.
Talloos veel overledenen vonden hier naamloos hun rust.
Wie zijn zij allemaal? Wat hebben ze meegemaakt in die tijd?
In een latere tijd werden er kruizen geplaatst, kruizen zonder naam.
 
Deze kruizen heeft men na de WOII naar het voorbeeld van Margraten gaan storten van cement, want dat was overgebleven van de toenmalige bouwactiviteit.




De drie gedetineerden.
7.HEMELVUUR.

Drie gedetineerden zijn gestorven in hevig noodweer. Ze zijn getroffen door het hemelvuur en dat is vermeld op de zerk.


Er was die dag noodweer en drie gedetineerden zijn getroffen door bliksem en stierven ter plekke.


Als je stierf bij en calamiteit, was er wel een reden dat er een zerk werd geplaatst.


Veenhuizen kent vele verhalen. Ze liggen er allemaal op het vierde gesticht. Niemand kwam daar voor de lol, ieder had zo zijn verhaal hoe hij of zij daar terecht is gekomen.





Wilt u op de hoogte blijven van de nieuwste blogs? Volg mij dan op Facebook: Het monument
Bronnen: Stichting dodenakkers. veenhuizenboeit, gevangenis veenhuizen, openmonumentendag.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten