1.Het Vierde Gesticht in Veenhuizen: tienduizenden verhalen onder één grasveld
Aan de rand van bos en veld, langs de Eikenlaan in Veenhuizen, ligt een plek die in stilte tienduizenden verhalen bewaart. Het Vierde Gesticht, zoals men het noemt, is geen gebouw, geen gesticht vol muren en poorten. Het is een begraafplaats, een dodenakker, een laatste rustplaats voor de mensen die ooit leefden in de drie bekende gestichten van Veenhuizen: landlopers, zwakzinnigen en anderen die door de maatschappij waren weggestopt.
De bewoners van die drie gestichten wisten het maar al te goed: na hun dood belandden zij op het vierde gesticht. Ze werden anoniem begraven, onder een uitgestrekt grasveld waarop slechts één boom prijkt. Tienduizenden mensen liggen hier stil, hun namen vergeten, hun verhalen slechts gefluisterd door de wind. Pas later verschenen er herdenkingstekens, kleine kruizen en enkele zerken, stille getuigen van hun bestaan.
2.Armoede en orde
1818, Nederland is een land vol armoede. Generaal Johannes van den Bosch, later Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, richt de Maatschappij van Weldadigheid op. Zijn doel is niet louter liefdadigheid; hij wil mensen nuttig maken, arbeid geven en hen leren verantwoordelijkheid te dragen, zodat ze zich beter kunnen redden in het leven.
De bewoners van de gestichten worden ingedeeld als stalknechten, boerenknechten of andere arbeidstaken. Hard werken, discipline en regels bepalen hun dagelijks leven. Het is geen zachtzinnige benadering van armoede; het is een streng, doelbewust systeem, waarin gehoorzaamheid en arbeid boven alles staan.
3.Het dorp binnen de muren
Veenhuizen groeide uit tot een bijzonder dorp. Drie gestichten, woningen, boerderijen, kerken en een begraafplaats vormen een gesloten gemeenschap. Hier woonden en werkten bewakers, die een oogje in het zeil hielden. Maar ook ambtenaren en andere functionarissen. Het leven van de bewoners werd gedomineerd door rang en stand, zichtbaar in de huizen waarin zij leefden.
De hoofddirecteur van het gesticht woonde op ‘Klein Soestdijk’, een woning met vorstelijke allure. Lager geplaatste ambtenaren woonden in huizen die pasten bij hun rang, vaak voorzien van symbolische namen: “Huis en Haard: Arbeid is een Zegen”, “Flink en Vlug”, “Werk en Bid”. De stad is strak georganiseerd, het leven van de bewoners volledig gereguleerd.

5. Het ontstaan van de begraafplaats
onder wie 1.431 weeskinderen,
26 militaire kolonisten,
260 leden van arbeidershuisgezinnen,
21 leden van hoevenaars-huisgezinnen,
255 leden van bedelaars-huisgezinnen,
98 ambtenaren met hun gezinnen.
Het tweede gesticht had dat jaar 2.123 personen, en het derde 2.239. Samen bestond de gemeenschap uit meer dan 6.000 mensen.
Gezien de armoedige achtergronden van de bewoners, de slechte hygiëne en de beperkte medische zorg, waren sterfgevallen aan de orde van de dag. De burgemeester van Norg trok aan de bel: de bestaande begraafplaats kon de toestroom niet langer aan.
Zo werd de keuze gemaakt voor een nieuwe plek: de Eikenlaan, een drassig gebied van veen en moeras. Hier kwam een begraafplaats die niet gemeentelijk of kerkelijk was, maar onder beheer stond van de Maatschappij van Weldadigheid, later van Justitie. Toch was het een begraafplaats die eigenlijk niet bestond, want in Veenhuizen sprak men niet over de dood. De dood was er taboe.
In de eerste vijftig jaar vonden er geen ‘gewone’ begrafenissen plaats. Verpleegden werden gewikkeld in een jute zak of hun eigen hangmat en naar de begraafplaats gedragen. Daar werden ze in een kuil gelegd, vaak samen met meerdere anderen. Als de dood het gevolg was van een besmettelijke ziekte, werd de begrafenis uitgevoerd door vrijwilligers, die hun gevaarlijke taak soms lieten betalen in drank. Familie kwam zelden opdagen...vaak omdat die er niet meer was, of omdat de banden voorgoed waren doorgesneden. Voor de verpleegden zorgden de gestichten; voor ambtenaren en hun gezinnen was er een begrafenisvereniging die de overledenen verzorgde en naar hun laatste rustplaats bracht.
![]() |
Het graf van een verpleegkundige van het tweede gesticht. |
6.Graftekens
Pas veel later, als symbolisch gebaar, werden er kruizen geplaatst. Soms stortten familieleden zelf een zerk, maar dat bleef een uitzondering. Voor degenen die een functie in Veenhuizen hadden vervuld – ambtenaren, opzichters, of hun familieleden – kwamen er wél zerken, vaak met een vermelding van de rol die zij binnen het systeem hadden gespeeld.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het beeld opnieuw. Geïnspireerd door de militaire begraafplaats in Margraten werden er cementen kruizen geplaatst, gemaakt van restmateriaal dat na de oorlog nog voorhanden was.

En zo ontstond een begraafplaats vol contrasten: aan de ene kant naamloze kruizen, symbool van de duizenden anonieme doden; aan de andere kant zerken die verhalen vertelden van rangen en functies. Samen vormen ze een stille getuigenis van een dorp dat gebouwd was op orde, tucht... en uiteindelijk ook op verlies.
7.Hemelvuur
Soms vertelt een graf een bijzonder verhaal. Zoals dat van drie gedetineerden, getroffen door bliksem tijdens hevig noodweer. Ze stierven ter plekke, een daad van de natuur die hun bestaan abrupt beëindigde. Hun zerk vermeldt dat ze door het “hemelvuur” zijn getroffen, een herinnering aan hoe plotseling het leven in Veenhuizen kon eindigen.
![]() |
De drie gedetineerden. |
8.Tienduizend verhalen
Het vierde gesticht is meer dan een begraafplaats; het is een plek vol verhalen van een vergeten wereld. Tienduizenden mensen liggen hier naamloos, velen zonder erkenning, maar elk van hen heeft geleefd, gehoopt, gewerkt en geleden.
Veenhuizen, ooit een streng georganiseerd dorp van gestichten en regels, bewaart hun geschiedenis in stilte. Het grasveld fluistert hun namen, de eenzame boom waakt over hen. Niemand kwam hier voor de lol; iedereen had zijn of haar eigen verhaal. En nog steeds liggen ze daar, tienduizenden zielen die herinneren aan de harde, maar fascinerende geschiedenis van Veenhuizen.
🔒Bronnen: Stichting dodenakkers. veenhuizenboeit, gevangenis veenhuizen, openmonumentendag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten