1. INDUSTRIE
Met gemengde gevoelens keken de bewoners van de Oosterhoek naar de komst van de heren.
Ze zagen hun aankomst aankomen: in 1957 was er in Winschoten zout in de grond gevonden, en in Slochteren werd aardgas ontdekt. Dit nieuws trok de aandacht van grote chemische bedrijven.
Er ontstond het idee dat het westen van Nederland snel vol zou raken, terwijl het lege noorden ruimte genoeg had voor nieuwe bedrijven. De bedrijven die zich in deze regio vestigden, kregen royale premies van de overheid.
De bestuurders van gemeente Delfzijl waren opgetogen en zagen het plan zitten. De haven van Delfzijl zou een nieuwe functie krijgen als industriële haven.
Al snel kwamen er een sodafabriek, chloorfabriek en aluminiumfabriek. De bestuurders wilden meer en gingen enthousiast over tot uitbreiding van het chemiepark.
Men verwachtte ook regionale bevolkingsgroei, getriggerd door deze nieuwe ontwikkelingen. Delfzijl zou uitgroeien tot een Eemsmondmetropool van ongeveer 100.000 inwoners, en daarom moesten er nieuwe woonwijken worden gecreëerd.
In chique maatpakken betraden de heren op de bewuste dag de Oosterhoek. Met aktetassen in de hand bekeken ze de omgeving, peinzend keken ze rond en wezen hier en daar locaties aan.
Ze wezen Weiwerd, Hevekes en Oterdum aan – kleine dorpjes die de uitbreiding van het industrieterrein mogelijk maakten, maar die tegelijk in de weg stonden. Deze dorpjes moesten verdwijnen om plaats te maken voor de industrie.
Na overleg krabbelden ze hun bevindingen op een papiertje, knikten elkaar tevreden toe en gingen ieder hun eigen weg.
Al gauw kwam het nieuws naar buiten: de dorpen moesten plaatsmaken voor nieuwbouw.
![]() |
Het kerkje van Hevekes |
2. HEVEKES: Het eenzame kerkje
Langs de oude paden van de Oosterhoek lag Heveskes, een klein dorpje dat jarenlang leefde van het boerenland. Het dorp was bescheiden, met boerderijen, akkers en een klein kerkje dat het hart van de gemeenschap vormde. Generaties leefden hier, werkten hier, vonden troost in de kerk en rust op de begraafplaats.
Toen de plannen voor industriële uitbreiding en havenuitbreiding concreet werden, wisten de bewoners dat hun dorp in gevaar was. Ze probeerden te protesteren, hun verhalen te delen, te hopen dat hun dorp gespaard zou blijven. Maar tegen de macht van de vooruitgang was weinig bestand.
Tijdens de sloop stuitte men op een archeologische vondst: het meest noordelijke hunebed van Nederland. Overblijfselen van het verleden werden opgegraven en verplaatst, een stille getuige van de geschiedenis die op het punt stond te verdwijnen. Toch overleefde het kerkje, maar het raakte in verval. Het havenschap wilde geen geld investeren; men hoopte zelfs dat het gebouw van ellende zou instorten, zodat het geruimd kon worden.
Tussen de muren van het kerkje staan nog enkele oude graven, waaronder dat van Elizabeth Smith, gestorven op 25-jarige leeftijd. Haar zerk staat daar als een stille getuige van de vergankelijkheid van dorp en gemeenschap. Heveskes werd een spookdorp, een plek van herinnering en mysterie, waar alleen het kerkje nog het verhaal van de inwoners fluisterde.
![]() |
Het graf van Elizabeth Smith |
3. HET SPOOK VAN HEVEKES
Door de ontwikkelingen van het industrieterrein werd Hevekes een spookdorp. De dorpelingen verlieten hun geliefde plaats.
In 1976 trok een leegstaande boerderij de aandacht: er zouden spookverschijningen zijn waargenomen. Veel nieuwsgierigen kwamen kijken in de hoop een spook te zien. De politie raakte zo druk met deze “spoken-zaak” dat hun normale werk stilviel.
Bij inspectie van de boerderij werd in de woonkamer een stuk jute gevonden, dat met enige fantasie op een mansfiguur leek. Het spook was hiermee ontkracht, maar diezelfde nacht werden opnieuw vreemde verschijningen waargenomen.
De politie keerde terug naar de woning en vond het stuk jute in de kelder. Een radioploeg had de hele nacht een bandrecorder laten draaien, waarop duidelijk het woord “Waarom” te horen zou zijn geweest.
Uiteindelijk bleek het een grap van de krant De Eemsbode. Onder toezicht van zo’n honderd toeschouwers werd het “spook” door een Schotse spookverdrijver verdreven, waarna de grap werd onthuld.
4. DE ONDERGANG VAN OTERDUM
Aan de rand van de zeedijk lag Oterdum, een pittoresk dorpje dat kriskras was opgebouwd rondom de witte zaalkerk uit 1830. Hier woonde men dicht bij de zee, met uitzicht over het water en de horizon die eeuwig leek. Het dorp kende boeren, winkeliers, ambachtslieden; een gemeenschap die leefde van land en dijk.
Maar de natuur en de wetten van de mens waren genadeloos. De nieuwe Deltawet eiste hogere en bredere dijken. Het gezegde “Dijken of wijken” werd werkelijkheid: Oterdum moest wijken. Het hele dorp werd gesloopt. De huizen, het café, de schoenmaker, de autogarage, alles verdween. Zelfs de kerk werd afgebroken, al vond een deel van het interieur een nieuwe bestemming in andere kerken.
De begraafplaats bleef zichtbaar, maar de graven werden verplaatst. Monumentale boerderijen verdwenen, boeren werden uitgekocht en vertrokken. Waar ooit leven en arbeid heersten, liggen nu slechts stille getuigen: de dijk, de begraafplaats en de herinnering.
5. WEIWERD
De inwoners van Weiwerd wantrouwden het bestuur in Delfzijl. Steeds minder mensen wilden in het dorp blijven wonen. Een industriepark in de achtertuin vonden ze ongezond.

Het industrieterrein groeide steeds dichter naar het dorp toe.
Weiwerd werd voor het eerst vermeld in de 10e of 11e eeuw en kende een agrarisch leven, met een eigen kerk, school en winkels. In 1840 woonden er 311 mensen. Het dorp ademde eenvoud en verbondenheid, een plek waar generaties hun leven hadden opgebouwd.
In de jaren ’70 veranderde alles. De overheid en het Havenschap Delfzijl hadden plannen voor uitbreiding van de haven en de aanleg van industrieterreinen. Aanvankelijk leek het alsof Weiwerd gespaard zou blijven. De bewoners koesterden hoop dat hun dorpsleven zou worden gered. Maar het tij keerde: de huizen werden opgekocht, sloop volgde en de belofte van veiligheid verdween.
Toch gaf het dorp niet volledig op. De Stichting Behoud Weiwerd, opgericht in 1995, zette zich in om de unieke structuur van de wierde te behouden. Dankzij hun inspanningen bleef het erfgoed zichtbaar: de radiale opzet van het dorp, de stille begraafplaats, een herinnering aan het leven dat hier ooit bloeide.
Tegenwoordig is Weiwerd een plek van stilte en herinnering. Geen kinderen die door de straten rennen, geen dorpsactiviteiten, alleen het zachte ruisen van de wind over het gras.
6. GRASVLAKTES
Uiteindelijk bleek het allemaal voor niets.
De industrie kwam tot stilstand, er kwamen geen nieuwe inwoners, geen huizen en geen extra werkgevers of investeerders.
De plekken waar ooit deze kleine dorpjes lagen, zijn nu niets anders dan grasvlaktes.
Weiwerd kent nog enkele huizen, Hevekes alleen het kerkje, en Oterdum is vooral bekend om het kleine kerkhof op de dijk.
Vandaag de dag herinneren alleen de kerkhoven en enkele overblijfselen aan de verdwenen dorpen. Sommige huizen en boerderijen die wel bewaard zijn gebleven, lijken op de ondergang te wachten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten